De top als grens

Vrijdagavond 24 januari 2020 was het. “Pa, ik heb een vraag aan jou. Zou je met mij de Kilimanjaro willen beklimmen?” Hier sprak Paul, mijn jongste zoon. Wilhelmien, mijn vrouw, wist mijn positieve antwoord al voordat ik het na pakweg een halve seconde uitsprak. Ze kent me goed.

Aanpakken
Daar hou ik van ja. Op maandagmorgen was ik al in gesprek met Patricia, een kennis van me die twee keer op de top stond en enkele dagen later was er contact met Matongo, haar én nu ook onze gids. De prijs was akkoord en 9 januari 2021 werd de datum waarop we naar Tanzania zouden vertrekken. Het grote wachten kon beginnen, bijna een jaar lang, ware het niet dat ………

Corona
De persconferenties stuwden ons voort. Die 9e januari 2021 werd 14 februari en dat moest dan weer verplaatst worden naar juli 2021. Onze Matongo was erg flexibel, triest genoeg omdat hij geen werk had, zo bleek later. Toeristen bleven natuurlijk al die tijd massaal weg. Tijdens dat grote wachten en het surfen op de coronagolven werden onze drijfveren om te gaan er zeker niet minder om. Veel trainen. De regelmatige tussentijdse vragen van Matongo: “How are you my friend?” en “How is corona now in your country” verraadden zijn onzekerheid. Onzekerheid ook bij ons tot op het laatst. Wat denk je van de explosie van coronabesmettingen door “dansen met Janssen”, nét voordat wij zouden vertrekken. En dan vóóraf testen of je wel mag vliegen. En waren we op zaterdag 24 juli bij het opstijgen van Schiphol zeker dan? Nee, zelfs toen nog niet. Bij aankomst testen of je wel binnen mag. Tweeeneenhalf uur in rijen staan op de kleine luchthaven, a real clusterfuck daar, het ging toch goed.

Absurd
Vader en zoon (hoe mooi is dat trouwens) op pad met een lokaal team van tien. Je leest het goed. Er zijn tijdens de reis en de tocht wel enkele dingen die nog altijd in mijn hoofd rondspelen. Twee op tien, hoe absurd is dat? Ik zag de verschillen hier tussen ons Europeanen en Afrikanen. Als een soort oud-koloniaal spookbeeld? Kok January, dat was echt zijn naam, en waiter Rashidi verrasten ons gedurende de acht klimdagen met werkelijk fantastisch eten. Lekkere soepen, heerlijke stoofpotten, veel vlees, frites (!!), vers gepofte popcorn, de lijst is veel langer. Maar het 10-tal at iets heel anders, veel maispap. Absurde verschillen. Ik kon ook wel uitrekenen wat ze verdienden, absurd. En ook daar was corona, maar op het uithangbord stond “no vaccins available” en dat dit absurd is weten we allemaal?

Summit-day
We kozen voor een lange klim, goed acclimatiseren om de kans op hoogteziekte, de onvoorspelbare bedreiging van succes, te verkleinen. Acht dagen om van het vertrek op 2.100 meter hoogte te klimmen op dag zeven naar de top op 5.895 meter. Slapen in de tent, in de slaapzak met poolkwaliteiten. Je kunt wel trainen van tevoren maar de belangrijkste dingen niet. De kou, de ijle lucht, zeven dagen achtereen klimmen en dan als een steenbok extreem afdalen. Als de basisconditie goed is lukt het. Het unieke van Kilimanjaro is dat je als niet-geoefende bergbeklimmer toch naar deze extreme hoogte kunt gaan. De uitzichten zijn fabuleus, de meeste dagen boven de wolken, een sterke zon die brandt, nachtvorst. Ik herinner me de eerste 100 meter op de eerste dag, ik hijgde en pufte al: “poeh, poeh”. Terugkijkend waren dag één tot en met zes toch goed te doen, wel een paar lastige stukken zoals “kissing the Barranco Wall”. Maar vooruitkijkend als je die hoge top voor je ziet weet je dat dag zeven, the summit-day, het uur u is. De spanning nam toe. En daar zag ik, onderweg naar de top, eigenlijk voor het eerst van mijn leven, fysieke grenzen. Dat geldt tenminste voor mij, Paul had het veel gemakkelijker. Eerlijk gezegd vind ik het nog altijd lastig om te accepteren dat die grens er is, hoe logisch ook. Summit-day is een dag waarop je zeventien uur (!!) aan het lopen bent. Zeven dagen bezig zijn en dan een minuutje of tien op de top, snel weer naar beneden op diezelfde dag zeven en acht. Maar geloof me, vanaf de top is het feest in je hoofd.

“Most people give up here”
Er was een opvallend moment tijdens de finale klim. We vertrokken precies om middernacht. Lampje op de kop, ijzige kou, een onzeker gevoel. Drie broeken, drie ondershirts, drie jacks, een balaclava op je hoofd en een capuchon, dikke handschoenen. Het water in het pijpje van de kameelzak bevriest onderweg. Donker, niets zien, zwaar sjokken achter de hielen van je voorganger. Langzame passen, op een zwaar pad naar boven en het eind is nooit in zicht. Pauzes van twee of drie minuten, want beter niet langer stil staan in de kou. Zes en een half uur is lang. Saaier kan het niet, vechten tegen slaap ondanks inspanning. Op een gegeven moment zei Paul tijdens zo’n uithijgmoment dat we al drie uur en veertig minuten aan het lopen waren. Dat was opzienbarend, voor mijn gevoel waren we nog maar nét vertrokken. De eentonigheid en het totale niets brengen je blijkbaar in een verlaagd bewustzijn. Die constatering gaf ons enorm veel moed. Maar een uurtje onder de top zei Matongo, misschien niet zo tactvol “most people give up here”. Maar zelfs die opmerking kreeg ons niet meer kapot al was het na iedere twintig stappen stilstaan en uithijgen, zuurstof is een schaars goedje daar.

Waanzinnig
Eenmaal op de top, de zon was ondertussen op, werd ik overmand door sneeuwblindheid. Nog nooit ervaren zo, niets zien dan mistig wit, niets kunnen onderscheiden alsof je een tijd recht in de zon gekeken had. Paul zei zelfs: “je was een beetje de kluts kwijt”. De vermoeidheid, de blindheid, de kou, sneeuw en ijs, leef je even mee? Die grenzen waar ik eerder over sprak, weet je nog? Maar op zondagmorgen 1 augustus 2021 om 07.00 uur stond deze jongen, na wat getob, op de top. 

DEEL DIT ARTIKEL

Geef een reactie